Maandag 15 -9. Louise levert ons keurig op tijd af bij vertrekhal 3, waar we inchecken bij Garuda. Helaas verschijnt het toestel, een Boeing 777-300ER, dat uit London-Gatwick komt, te laat aan de pier, waardoor de vertrektijd een uur opschuift. Maar eindelijk is het dan zover, in stoelen met een vorstelijke beenruimte en een voortreffelijke Oosterse service beginnen we aan de veertien uur durende non-stop vlucht naar Jakarta. Je weet van tevoren dat het een lange zit wordt, maar uit ervaring kunnen we nu zeggen dat het een errug lange zit is.
We vliegen met de draaiing van de aarde mee, we zien het dus al snel donker worden, en dan wordt het ook weer snel licht. Slapen beperkt zich in ons geval tot hazeslaapjes.
We vliegen ten zuiden van de Oekraïne langs, en peilen Syrië en Noord Irak mis. Het is al nacht als we langs de Perzische Golf vliegen richting Dubai. Het lijken wel allemaal kampvuren daar beneden, maar het zijn natuurlijk de olieinstallaties waar aardgas afgefakkeld wordt. Dubai zien we enorm verlicht liggen, daar doen ze niet aan energiebesparing. Het eerste deel van de vlucht vliegen we laag, onder de 10 km, wat bijzonder is voor een intercontinentale vlucht. Later lees ik dat op deze ultra lange vluchten de Boeing 777 zoveel brandstof aan boord heeft, en daardoor in de beginfase zo zwaar is, dat de vleugelbelasting te hoog is om in de ijle lucht boven de 10 km te kunnen vliegen (max startgewicht 352 ton, waarvan 40% de max. 181.280 liter kerosine). Verderop in de route, als een groot deel van de brandstof verbruikt is, stijgt het toestel inderdaad tot ver boven de 10 km, op de flatscreen in de stoel is het allemaal perfect te volgen.
Tegen de tijd dat we bij Sumatra het Indonesisch luchtruim binnenvliegen, is het al weer licht,. We leven hier 5 uur later dan in NL, het is een korte nacht voor ons. De eilanden voor de kust zien we goed liggen. Ergens boven Sumatra passeren we de evenaar, en bevinden we ons op het zuidelijk halfrond. In plaats van het najaar is het hier voorjaar! We landen in Jakarta om 13:00 plaatselijke tijd (8:00 Nederlandse tijd) op dinsdag. We moeten verplicht in de rij voor een visum, tikken de man 35 dollar af en mogen dan officieel het land in.
Omdat alles uitloopt zijn we pas om 15:00 in het fraaie Millenium hotel, met een prachtig uitzicht op de gigantische stad. Onze gids schat onze toestand in, en schuift de Citytour door naar de volgende dag. We duiken snel het heerlijke zwembad in, en maken voor het diner nog even een rondje in de drukke omgeving van het hotel.
Jakarta is veel moderner en gedisciplineerder dan we vooraf dachten. Het verkeer is waanzinnig druk, niet voor niets is Jakarta na Tokio in rangorde de tweede stad met de meeste inwoners ter wereld, 26,7 miljoen (zie hier). Wat opvalt in het drukke verkeer is het enorme aantal motorfietsen. Het lijken wel bijenzwermen. Na het diner vallen we na een doorwaakte vliegnacht als een blok in slaap, morgen om 6:00 worden we alweer gewekt.
Woensdag 17 -9. Na een heerlijk Engels ontbijt halen we de citytour van maandag in. We bezoeken op het Merdekaplein (in de koloniale tijd, toen Jakarta nog als Batavia bekend was, heette dit het Koningsplein). Midden op dit vierkante plein staat het Monumen Nasional, in de volksmond Monas. Het monument dat ter ere van de onafhankelijkheid werd opgericht door president Soekarno, is een
Aan het Merdekaplein is ook het paleis gelegen, waar vroeger in de Nederlands Indië tijd de Nederlandse gouverneur was gehuisvest, en waar nu de President van Indonesië resideert. De voorgevel is nog van het oude paleis, dat is gebouwd in 1796, nog steeds is het een indrukwekkend gebouw. In 1873 is achter het bestaande gebouw een volledig nieuw paleis neergezet, dat aan de eisen van die tijd voldoet. Het paleis bewaart een rijke historie, in de koloniale tijd heeft zich hier het nodige afgespeeld. Helaas houdt de toiletvoorziening op het Merdekaplein niet helemaal gelijke tred met al het moois dat er te zien valt ....
De citytour gaat verder naar de oude VOC haven Pasar Ikan, waar veel houten Boeginese schoeners geladen en gelost worden met vracht van en naar de andere eilanden. Het lijkt wel of de tijd hier heeft stilgestaan. De Boeginese schoener of Pinisi is sinds eeuwen een vertrouwd gezicht in de Indonesische havens. Op scheepswerven in Zuid-Sulawesi (Celebes) bouwt men tot op de dag van vandaag met de hand de traditionele Pinisi, zonder hulp van bouwtekeningen, maar volgens de traditie zoals die al eeuwenlang van vader op zoon is doorgegeven. In de vroegste verslagen van westerse reizigers is al sprake van een uitgebreide vloot van die schepen, die in het gebied van Nieuw Guinea tot aan de kust van Indochina handelswaren vervoerden. De vorm lijkt op een Chinese jonk. Vroeger was een opvallend onderdeel van het schip het roer. In plaats van één roer in het verlengde van de kiel gebruikte men twee roeren, die aan de zijkant van het achterschip opgehangen waren met een rattanverbinding, en die elk door een stuurman bediend werden.
Al in 1800 werd een grotere haven gebouwd bij Tandjong Priok, die nu nog als belangrijkste, moderne haven van Jakarta in gebruik is.
De oude VOC pakhuizen staan er een beetje verwaarloosd bij, maar die worden binnenkort gerestaureerd. Vlak na de onafhankelijkheid hebben de Indonesiers zich flink afgezet tegen de Nederlanders die daar eeuwen de scepter zwaaiden, maar nu komt er meer en meer waardering voor wat er in het verleden toch ook aan ontwikkeling is gedaan en aan infrastructuur is opgebouwd. Wat de moeite waard is, wordt nu gerestaureerd.
Van de haven rijden we via een tolsnelweg naar Bogor (deze stad heette tot 17 augustus 1945 Buitenzorg). Het was de hoofdstad van Indonesië tijdens de Engelse koloniale periode onder bestuur van Thomas Raffles, en werd door de Nederlanders gebruikt als hoofdstad van Nederlands-Indië tijdens het droge seizoen, Er staat een fraai zomerpaleis, waarvan de gazons kort worden gehouden door een groot aantal herten.
Bogor ligt 54
km ten zuiden van het centrum van Jakarta, op een hoogte
van ongeveer 300 meter, en wordt omgeven door dode vulkanen. Bogor heeft per jaar meer onweersbuien dan elke andere plaats
op aarde, de stad is in Indonesië dan ook bekend als Kota Hujan, de Regenstad.
Naast het zomerpaleis ligt de beroemde Botanische Tuin, die nog uit de koloniale tijd stamt, opgericht door Raffles, en uitgebouwd door de Nederlanders. Er zijn nog steeds contacten met Nederlandse universiteiten, en er wordt met Nederlandse steun onderzoek verricht.
Vanaf de botanische tuin start na een lunch de lange busreis over de oude Postweg door de bergen naar Bandung, een stad die door de Nederlanders midden in een uitgewerkte vulkaankrater is gebouwd. Het is een westers aandoende stad met prachtige gebouwen, meerdere universiteiten, veel kledingindustrie en heel veel shoppingmalls en outlets. Het had in de Nederlandse tijd de bijnaam 'Parijs van het Oosten'. De dames hebben al aangekondigd daar helemaal los te gaan. De weg die ooit met veel visie en doorzettingsvermogen door gouverneur-generaal Daendels in de 19e eeuw is aangelegd, slingert zich prachtig door de bergen met veel vulkanen op de achtergrond.
We bewonderen de theeplantages die Hella Haasse beschrijft in de roman 'De Heren van de thee', en we passeren de opname locaties van De stille kracht, en de film Max Havelaar.
De busreis loopt door grote drukte vreselijk uit, we komen pas om 19:30 aan in het Jayakarta hotel in Bandung.
Het is een prachtig 4-sterren hotel, dat maakt de lange tocht de moeite waard. We genieten van een heerlijk Indonesisch diner, en gaan dan de deet afdouchen (die deet was noodzakelijk in de botanische tuin).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten